Ode aan Bernard en Theo

Veertig jaar priesters,
veertig jaren van wijwater en woord Gods, van kinderen die groeiden, van handen die troost boden, van kerken die ademen en kerken die sterven.
Bernard en Theo, twee vrienden in het licht, samen dragen wat één hart niet tillen kan.
Het bisdom gaf hun sleutels niet om te openen, maar om te sluiten.
Deuren vielen dicht, banken bleven leeg, en toch, onder het stof, gloeide een vonk die niet doofde.
Die vonk leidde hen verder, over zee, naar Sri Lanka, waar de wind ruikt naar kaneel en de aarde rood is als bloed, waar huizen ontbreken, maar dromen niet.
Daar werden hun handen opnieuw geroepen: geen wierook meer, maar cement en steen, geen altaar van marmer, maar een dak dat beschut tegen regen. Kinderen noemden hen “de vaders”, en hun lach werd psalm en lofzang.
Bernard, de bruggen bouwer Theo, de meester van geduld, samen zetten zij stenen tot muren van hoop.
En elke avond, als de zon de hemel in vuur doopt, knielen zij neer in stilte, en bidden hetzelfde gebed dat hen al veertig jaar draagt.
Hun priesterschap is geen gebouw, maar een weg, een adem, een gave die zich steeds opnieuw vormt naar de nood van de mens.
Kerken sloten, maar harten openden. En daarin woont God, eeuwig.
Twee priesters, twee vrienden, twee zielen in één roeping. Zolang hun adem stroomt, zolang hun handen stenen kunnen tillen, zolang hun ogen licht zien, zullen zij blijven getuigen:
Dat liefde geen einde kent.
Dat vriendschap eeuwig is.
Dat het priesterschap niet ophoudt met muren, maar begint in de mede mens. Bernard en Theo twee priesters in eeuwigheid.
Kaatje Knip – november 2025
