
1e Lezing: 2 Koningen 5,14-17
14 Toen ging hij naar de Jordaan en dompelde zich zevenmaal onder, zoals de man Gods gezegd had. Zijn huid werd weer als die van een klein kind en hij was gereinigd.
15 Hij keerde met heel zijn gevolg naar de man Gods terug, trad het huis binnen, ging voor hem staan en zei: `Nu weet ik dat er alleen in Israël een God is, en nergens anders op aarde. Wil daarom een huldeblijk van uw dienaar aanvaarden.’
16 Maar Elisa antwoordde: `Zowaar Jahwe leeft, in wiens dienst ik sta, ik neem niets van u aan.’ En hoewel Naaman er bij hem op aandrong iets aan te nemen, bleef hij weigeren.
17 Toen zei Naaman: `Laat tenminste aan uw dienaar een last aarde geven, zoveel als een koppel muildieren dragen kan, want uw dienaar wil aan geen andere goden brand – of slachtoffers meer opdragen dan aan Jahwe alleen.
Psalm: 98
1 Een psalm. Zingt voor de Heer een nieuw lied, want wonderen heeft Hij gedaan; triomf heeft zijn hand Hem gebracht, overwinning zijn heilige arm.
2 De Heer openbaarde zijn heil; Hij heeft voor de ogen der volken onthuld zijn gerechtigheid;
3 zijn goedheid bleef Hij, zijn trouw jegens het huis Israël indachtig: alle einden der aarde aanschouwen het heil van Hem, onze God.
4 Juich, aarde alom, voor de Heer, zet de zang in, speelt op de snaren,
5 psalmzingt de Heer bij de cither, bij de cither, bij tokkelmuziek;
6 met trompetten, met helle bazuin schalt triomf voor de koning, de Heer.
7 De zee en haar rijkdom verheffe de stem, de wereld en wie daarop wonen;
8 laat de stromen klappen in de handen; alle bergen ruisen tesamen:
9 voor het aangezicht van de Heer, want Hij komt om het aardrijk te richten. In gerechtigheid richt Hij de wereld, de volken naar ongekromd recht.
2e Lezing: 2 Timptoüs 2,8-13
8 Houd Jezus Christus in gedachten, Davids nazaat, die uit de dood is opgestaan. Zo luidt de boodschap die ik verkondig
9 en waarvoor ik zelfs als een misdadiger gevangenschap heb te lijden. Maar het woord van God laat zich niet in boeien slaan.
10 Daarom ben ik bereid alles te verdragen ter wille van de uitverkorenen, opdat ook zij het heil verwerven in Christus Jezus en eeuwige heerlijkheid.
11 Hoe waar is dit woord: “Als wij met Hem gestorven zijn, zullen wij met Hem leven.
12 Als wij volharden, zullen wij met Hem heersen. Als wij Hem verloochenen, zal Hij ons verloochenen.
13 Als wij ontrouw zijn, blijft Hij trouw: zichzelf verloochenen kan Hij niet.”
Evangelie: Lucas 17,11-19
TIEN MELAATSEN
11 Op zijn reis naar Jeruzalem trok Hij door het grensgebied van Samaria en Galilea.
12 Toen Hij een dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatsen tegemoet; zij bleven op een grote afstand staan
13 en riepen luidkeels: ‘Jezus, Meester, ontferm U over ons!’
14 Hij zag hen en sprak: ‘Gaat u laten zien aan de priesters.’ En onderweg werden ze gereinigd.
15 Een van hen keerde terug, toen hij zag dat hij genezen was, en verheerlijkte God met luider stem.
16 Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer, en deze man was een Samaritaan.
17 Hierop vroeg Jezus: ‘Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen?
18 Is er niemand teruggekeerd om aan God eer te brengen dan alleen deze vreemdeling?’
19 En Hij sprak tot hem: ‘Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered.’