Lezingen 16 maart 2025 (2e zondag veertigdagentijd)

Lezingen

1e Lezing: Genesis 15,5-12.17-18

3 Abram zei: `Gij hebt mij toch geen nakomelingen geschonken, en een onderhorige zal mijn erfgenaam zijn.’  

4 Toen werd het woord van Jahwe tot hem gericht: `Niet hij wordt uw erfgenaam, uw erfgenaam zal iemand zijn die gij zult verwekken.’  

5 Hij leidde hem naar buiten en zei: `Kijk naar de hemel en tel de sterren, als ge kunt.’ En Hij verzekerde hem: `Zo talrijk wordt uw nageslacht.  

6 Abram geloofde Jahwe, en deze rekende hem dat als gerechtigheid aan.  

7 Toen zei Hij tot hem: `Ik ben Jahwe, die u uit Ur in Chaldea heb geleid om u dit land in bezit te geven.’  

8 Abram vroeg: `Jahwe, mijn Heer, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?’  

9 Hij zei tot hem: `Haal een driejarige koe, een driejarige bok, een driejarige ram, een tortel en een jonge duif.’  

10 Hij haalde dit alles, sneed de dieren middendoor, en legde de stukken tegenover elkaar; alleen de vogels sneed hij niet door.  

11 Er kwamen roofvogels op de dode dieren af, maar Abram joeg ze weg.  

12 Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap; hevige angst en duisternis overviel hem.


Psalm: 27

1Van David.
De Heer is mijn licht en mijn heil:
wie zou ik dan vrezen?
De Heer is mijn burcht, mijn behoud:
voor wie zou ik beducht zijn?
2 Komen mij mijn belagers te na –
en zij kunnen mij levend verscheuren,
zo vijandig vervolgen zij mij –
zij struikelen, zij vallen.
3Streken rond mij belegeraars neer,
mijn hart zou niet versagen,
stond een slagorde aanvalsgereed,
ik zou nochtans gerust zijn.
4 Dat ene vroeg ik van de Heer,
dat is al mijn verlangen:
daar te zijn – in het huis van de Heer,
al de dagen mijns levens,
dat ik Gods luister aanschouw,
op Hem zien mag binnen zijn tempel.
5 Hij doet onder zijn schaduwdak mij schuilen
in dagen van dreiging,
beveiligt mij binnen zijn veilige tent.
Hij stelt mij hoog op een steenrots.
6 Zo mag ik heffen het hoofd
hoog boven de vijand rondom mij.
voltrek ik in zijn domein bij geschal van bazuinen de offers.
Voor de Heer is mijn harpspel, mijn lied.
7 Heer, hoor mijn aanroep tot U,
geef mij genadig uw antwoord.
8 Gij zegt – en mijn hart spreekt het na:
‘zoekt mijn aanschijn.’
Uw aanschijn, Heer, wil ik zoeken.
9 Wend uw aangezicht niet van mij af,
wijs uw knecht niet toornig terug,
Gij die immer mijn hulp zijt geweest,
wil mij niet verwerpen en verlaten,
o God, mijn bevrijding.
10 Al begaven mij vader en moeder,
de Heer nam mij aan als de zijne.
11 Wijs mij, Heer, dan uw weg,
leid mij op het pad dat niet afwijkt,
wie er ook op de loer ligt!
12 Laat mij niet ten prooi aan mijn haters:
want mijn lasteraars maken zich groot:
geweld is hun adem.
13 O, als ik niet de zekerheid had
het heil des Heren te zien in dit leven op aarde!
14 Wacht dan de Heer en wees sterk,
onbezweken van hart.
Wacht dan de Heer.


2e Lezing: Filippenzen 3,17-4,1 of 3,20-4,1

Op weg naar het einde

17 Broeders, volgt mij na en houdt hen voor ogen die zich gedragen naar het voorbeeld dat ik u gegeven heb.  

18 Want velen leiden een leven… ik heb u vaak op hen gewezen, maar nu kan ik er niet dan met tranen over spreken; de vijanden van Christus’ kruis.  

19 Zij zijn op weg naar de ondergang, hun buik is hun god, in hun schande stellen zij hun eer, zij hebben hun zinnen gezet op het aardse.  

20 Maar ons vaderland is in de hemel, en uit de hemel verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus.  

21 Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam, met dezelfde kracht die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen. 

Laatste vermaningen
1 Daarom, mijn beminde broeders, naar wie ik zo verlang, mijn vreugde en mijn kroon, houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.

of

20 Maar ons vaderland is in de hemel, en uit de hemel verwachten wij onze verlosser, de Heer Jezus Christus.  

21 Hij zal ons armzalig lichaam herscheppen en het gelijkvormig maken aan zijn verheerlijkt lichaam, met dezelfde kracht die Hem in staat stelt het heelal aan zich te onderwerpen. 

Laatste vermaningen
1 Daarom, mijn beminde broeders, naar wie ik zo verlang, mijn vreugde en mijn kroon, houdt aldus stand in de Heer, mijn geliefden.


Evangelie: Lucas. 9,28b-36

DE GEDAANTEVERANDERING

28 Ongeveer acht dagen na deze woorden nam Hij Petrus, Johannes en Jakobus met zich mee en besteeg de berg om er te bidden.  

29 Terwijl Hij in gebed was, veranderde zijn gelaat van aanblik en werden zijn kleren verblindend wit.  

30 En zie, twee mannen waren met Hem in gesprek; het waren Mozes en Elia  

31 die in heerlijkheid verschenen waren en spraken over zijn heengaan, dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken.  

32 Petrus en zijn metgezellen waren intussen door slaap overmand. Klaarwakker geworden zagen zij zijn heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden.  

33 Toen dezen van Hem heen wilden gaan, zei Petrus tot Jezus: ‘Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, een voor U, een voor Mozes en een voor Elia.’ Maar hij wist niet wat hij zei.  

34 Terwijl hij zo sprak, kwam er een wolk die hen overschaduwde. Toen de wolk hen omhulde, werden zij door vrees bewogen.  

35 Uit de wolk klonk een stem die sprak: ‘Dit is mijn Zoon, de Uitverkorene, luistert naar Hem!’  

36 Terwijl de stem weerklonk, bevonden zij dat Jezus alleen was. Zij zwegen erover en verhaalden in die tijd aan niemand iets van wat zij gezien hadden.