Lezingen 6 juli 2025 (14e zondag door het jaar)

Lezingen

1e Lezing: Jesaja 66,10-14c

10 Verheugt u, samen met Jeruzalem, en juicht over haar, gij allen die haar liefhebt. Jubelt met haar van blijdschap, gij allen die over haar treurt,  

11 gij moogt zuigen en u verzadigen aan haar troostrijke borsten, gij moogt drinken en genieten van haar luisterrijke boezem.  

12 Want zo spreekt Jahwe: Vrede laat Ik haar toestromen als een rivier, de luister van de volken als een beek die buiten zijn oevers treedt. Haar zuigelingen worden op de heup gedragen en op de knieën vertroeteld.  

13 Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten: in Jeruzalem zult gij getroost worden.  

14 Zielsblij zult gij het aanschouwen, en uw gebeente zal ontluiken als het groen. Jahwe’s hand zal zich openbaren aan zijn dienaars, maar zijn gramschap aan zijn vijanden.


Psalm: 66

1 Voor de koorleider. Een lied. Een psalm. Steekt Gods loftrompet alom op aarde,  

2 zingt tot eer van zijn naam majesteitelijk, doet statig stijgen zijn loflied.  

3 Zingt God toe: ‘hoe geducht zijn uw werken! Uw almacht dwingt uw bestrijders U nederig hulde te brengen.  

4 U zal alles op aarde aanbidden, zingen U, zingen uw naam ter eer.’ 

5 Aanzie dan de daden van God, om de mens in zijn handelen vervaarlijk:  

6 Hij heeft vermocht dat de zee droogviel, dat zij droogvoets de stroom overstaken. Daar droegen wij vreugde in Hem  

7 die heerst door zijn sterkte voor eeuwig, wiens ogen de volkeren peilen. Rebellen, weerstaat gij Hem niet!  

8 Zegent, volkeren, Hem – onze God, laat ver zijn loflied weerklinken:  

9 Hij die heel ons leven vernieuwde, onze voet voor wankelen behoed heeft.  

10 Wel hebt Gij, God, ons getoetst, ons gelouterd – gelouterd als zilver  

11 Gij hebt ons in de engte gedreven, ons met knelling de lendenen omsnoerd:  

12 mensen reden ons over het hoofd, door het vuur gingen wij, door het water, maar Gij leidde ons uit – tot uw volheid.  

13 Met brandoffers wil ik tot uw huis gaan, zo los ik mijn geloften U in  

14 die mijn lippen U toegezegd hadden, die ik opnoemde toen ik in nood was.  

15 Rijke brandoffers zal ik U brengen, offergeur van rammen doen opgaan, stieren brengen als gave en bokken.  

16 Hoort mij dan: want ik wil verhalen aan elk die God waagt te vrezen, wat Hij in mijn leven gedaan heeft.  

17 Nauwelijks ging mijn aanroep tot Hem uit of een loflied lag mij op de lippen.  

18 Zo ik heimelijk het kwade beoogd had, nimmer had de Heer mij verhoord.  

19 Maar God heeft mij waarlijk verhoord, mij verstaan toen ik biddend Hem aanriep.  

20 Lof zij God, die mijn bede niet afwees, die mij nooit zijn genade ontzegd heeft. 


2e Lezing: Galaten 6,14-18

14 Mij moge God ervoor bewaren op iets anders te roemen dan op het kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij gekruisigd is en ik voor de wereld.  

15 Het komt niet aan op besnijdenis of onbesnedenheid maar op de nieuwe schepping.  

16 Vrede en barmhartigheid kome over allen die naar dit beginsel leven en over het Israël van God!  

17 Laat voortaan niemand het mij lastig maken, want ik draag de merktekens van Jezus in mijn lichaam.  

18 Broeders, de genade van onze Heer Jezus Christus zij met uw geest. Amen. 


Evangelie: Lucas 10,1-12.17-20 of 10,1-9

ZENDING VAN DE 72 LEERLINGEN

1 Hierna wees de Heer (twee-en) zeventig anderen aan en zond hen twee voor twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen, waarheen Hijzelf van plan was te gaan.  

2 Hij sprak tot hen: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.  

3 Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven.  

4 Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel; en groet niemand onderweg.  

5 Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis!  

6 Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan zal hij op u terugkeren.  

7 Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere.  

8 In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet,  

9 geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.  

10 In elke stad waar ge binnengaat en niet ontvangen wordt, trekt daar door de straten en zegt:  

11 Zelfs het stof uit uw stad dat aan onze voeten kleeft, schudden wij tegen u af. Maar weet dit wel: Het Rijk Gods is nabij.  

12 Ik zeg u: Op die dag zal het voor de mensen van Sodom draaglijker zijn dan voor die stad. 

 

17 De (twee-en) zeventig keerden vol blijdschap terug en zeiden: ‘Heer, zelfs de duivels onderwerpen zich aan ons door uw Naam.’  

18 Hij zei tot hen: ‘Ik zag de satan als een bliksemstraal uit de hemel vallen.  

19 Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden, te heersen over heel de kracht van de vijand; en niets zal u kunnen schaden.  

20 Toch moet ge u niet verheugen over het feit dat de duivels aan u onderworpen zijn, maar verheugt u omdat uw namen staan opgetekend in de hemel.’ 

of

ZENDING VAN DE 72 LEERLINGEN

1 Hierna wees de Heer (twee-en) zeventig anderen aan en zond hen twee voor twee voor zich uit naar alle steden en plaatsen, waarheen Hijzelf van plan was te gaan.  

2 Hij sprak tot hen: ‘De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig. Vraagt daarom de Heer van de oogst arbeiders te sturen om te oogsten.  

3 Gaat dan, maar zie, Ik zend u als lammeren tussen wolven.  

4 Neemt geen beurs mee, geen reiszak, geen schoeisel; en groet niemand onderweg.  

5 Laat in welk huis gij ook binnengaat uw eerste woord zijn: Vrede aan dit huis!  

6 Woont daar een vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten; zo niet, dan zal hij op u terugkeren.  

7 Blijft in dat huis en eet en drinkt wat zij u aanbieden; want de arbeider is zijn loon waard. Gaat niet van het ene huis naar het andere.  

8 In elke stad waar ge binnengaat en ontvangen wordt, eet wat u wordt voorgezet,  

9 geneest de zieken die er zijn en zegt tot hen: Het Rijk Gods is u nabij.