
1e Lezing: Handelingen 7,55-60
55 Maar hij, vervuld van de heilige Geest, staarde naar de hemel en zag Gods heerlijkheid en Jezus staande aan Gods rechterhand;
56 en hij riep uit: “Ik zie de hemel open en de Mensenzoon staande aan Gods rechterhand.”
57 Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopten hun oren toe en stormden als één man op hem af.
58 Zij sleepten hem buiten de poort en stenigden hem. De getuigen legden hun mantels neer aan de voeten van een jongeman die Saulus heette.
59 Terwijl zij Stefanus stenigden, bad hij: “Heer Jezus, ontvang mijn geest.”
60 Toen viel hij op zijn knieën en riep met luider stem: “Heer, reken hun deze zonde niet aan.” Na deze woorden ontsliep hij. Saulus stemde in met de moord op deze man.
Psalm: 97
1 De Heer is koning, Hem viere de aarde; vreugde reike van kust tot kust.
2 Rondom Hem is donker van wolken, de orde des rechts schraagt zijn troon.
3 Vuur gaat voor zijn naderen uit, verschroeit wie Hem willen weerstreven.
4 Zijn schichten doorflitsen de wereld. De aarde ontwaart het en beeft,
5 en bergen smelten als was wanneer Hij nadert, de Heer, nadert die heel het aardrijk gebiedt.
6 Dat Hij recht doet verkondigt de hemel, alle volken ontwaren zijn glorie,
7 wie bogen voor beelden treft schande: die in afgoden zochten hun roem. Gij goden, buigt alle voor Hem!
8 Met verrukking hoort Sion de mare: hoe jubelen de dochters van Juda om wat Gij, Heer, als rechter gebiedt!
9 Want Gij zijt de Heer, souverein, boven heel de aarde verrijzend, hoog – alle goden te boven.
10 Schuwt, zo gij de Heer kiest, het kwade! Die het leven hoedt van zijn getrouwen redt hen ook uit de greep van de bozen.
11 Er daagt voor de rechtvaardigen licht, vreugde wacht de oprechten van hart.
12 Viert, rechtvaardigen, met vreugde de Heer: looft Hem, dien heilig wij heten.
2e Lezing: Apokalips 22,12-14.16-17.20
Christus:
12 ‘Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden naar zijn werk.
13 Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde.
14 Zalig zij die hun kleren rein wassen. Zij zullen recht krijgen op de boom des levens en door de poorten mogen ingaan in de stad.
en
17 En de zevende engel goot zijn schaal uit in de lucht. Toen riep uit de tempel, vanaf de troon, een machtige stem: “Het is gebeurd!”
18 En er kwamen bliksemstralen en dreunende donderslagen. En er ontstond een hevige aardbeving, zoals er nooit een geweest is sedert er mensen op aarde zijn; zo ontzettend was die aardbeving.
19 En de grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden van de volken stortten in. En God herinnerde zich Babylon, de grote stad, en Hij gaf haar de beker met de wijn van zijn grimmige toorn te drinken.
20 En alle eilanden verdwenen en er waren geen bergen meer te zien.
Evangelie: Johannes 17,20-26
Jezus bidt voor alle gelovigen
20 Niet voor hen alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven,
21 opdat zij allen één mogen zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U: dat ook zij in Ons mogen zijn opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.
22 Ik heb hun de heerlijkheid gegeven, die Gij Mij geschonken hebt, opdat zij één zijn zoals Wij één zijn:
23 Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en de wereld zal erkennen, dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad.
24 Vader, Ik wil dat zij die Gij Mij gegeven hebt met Mij mogen zijn waar Ik ben, opdat zij mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, daar Gij Mij lief hebt gehad vóór de grondvesting van de wereld.
25 Rechtvaardige Vader, al heeft de wereld U niet erkend, Ik heb U erkend, en dezen hier hebben erkend dat Gij Mij gezonden hebt.
26 Uw naam heb Ik hun geopenbaard en Ik zal dit blijven doen, opdat de liefde waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen moge zijn en Ik in hen.”