1e Lezing: Wijsheid 2,12.17-20
12 Laten wij de rechtschapene belagen, want hij is ons tot last en hij verzet zich tegen wat wij doen. Hij verwijt ons overtredingen van de wet en hij beschuldigt ons ervan dat wij afwijken van wat wij geleerd hebben.
en
17 Wij willen wel eens zien of zijn woorden waar zijn en ons ervan vergewissen wat er bij zijn heen gaan gebeurt.
18 Want als de rechtvaardige een zoon van God is, dan zal die het voor hem opnemen en hem redden uit de hand van zijn tegenstanders.
19 Laten wij hem maar eens op de proef stellen met nietsontziende folteringen, om zijn zachtmoedigheid te leren kennen en zijn geduld te toetsen.
20 Laten wij hem veroordelen tot een smadelijke dood: er wordt toch over hem gewaakt, zoals hij beweert.’
Psalm 54:
1 Voor de koorleider. Met begeleiding van snaarinstrumenten. Een compositie van David.
2 Toen de Zifieten Saul waren komen zeggen: ‘weet ge wel dat David zich bij ons verborgen houdt?’
3 God, maak mij vrij door uw naam, beslecht mijn zaak door uw sterkte;
4 God, luister naar mijn gebed, hoor wat ik tracht U te zeggen.
5 Een vreemd volk rukt tegen mij uit, staat kwaadaardig mij naar het leven: dat handelt als was er geen God.
6 Zie, God zelf is mijn helper geworden, met mij is de Heer die mij draagt,
7 die het kwaad keert tegen mijn kwellers. Breek hen, krachtens uw waarheid, voorgoed:
8 en mijn dankoffers wil ik U brengen, loven, Heer, uw heilbrengende naam,
9 die mij redde uit elke bedreiging. Zo zie ik op mijn vijand met trots.
2e Lezing: Jakcobus 3,16-4,3
16 Want waar naijver en eerzucht heersen, daar treft men ook onrust aan en allerlei minderwaardige praktijken.
en
3 En als gij bidt, krijgt ge het niet, omdat gij verkeerd bidt, met de bedoeling namelijk om wat ge krijgt uit te geven voor uw boze lusten.
Evangelie: Marcus. 9,30-37
TWEEDE LIJDENSVOORSPELLING
30 Zij gingen daar weg en trokken Galilea door; maar Hij wilde niet dat iemand het te weten kwam,
31 want Hij was bezig zijn leerlingen te onderrichten. Hij zeide hun: “De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen en ze zullen Hem doden; maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.”
32 Zij begrepen die woorden wel niet, maar schrokken ervoor terug Hem te ondervragen.
STRIJD OM DE RANGORDE
33 Zij kwamen in Kafarnaüm en, eenmaal thuis, ondervroeg Hij hen: “Waar hebt ge onderweg over getwist?”
34 Maar zij zwegen, want zij hadden onderweg een woordenwisseling gehad over de vraag, wie de grootste was.
35 Toen zette Hij zich neer, riep de twaalf bij zich en zei tot hen: “Als iemand de eerste wil zijn, moet hij laatste van allen en de dienaar van allen zijn.”
36 Hij nam een kind en zette het in hun midden; Hij omarmde het en sprak tot hen:
37 “Wie een kind als dit opneemt in mijn Naam, neemt Mij op; en wie Mij opneemt, neemt niet Mij op, maar Hem die Mij gezonden heeft.”